De dynamiek van een model uit de transactionele analyse, heeft Jeroen Zwaal op de GGZ geprojecteerd, naar aanleiding van zijn blog ‘Ik ben oké en jij bent oké’ over dit onderwerp. In dit achtergrondartikel heeft hij deze projectie verder uitgewerkt.
Aan het begin van mijn SPH-opleiding in 1997 leerde ik een heel simpel model:
Het onderscheid tussen jezelf oké of niet-oké vinden, in combinatie met het onderscheid of je de ander wel of niet oké vindt.
Op internet staan verschillende varianten van dit model dat afkomstig is uit het gedachtengoed van Transactionele Analyse, afgekort met TA.
De horizontale lijn betreft de ik-lijn: van links ‘Ik ben niet oké’ naar rechts: ‘ik ben wel oké’.
De verticale lijn is de jij-lijn: Van onder: ‘jij bent niet oké’ naar boven: ‘jij bent wel oké’.
Dan krijg je vier kwadranten:
- ik ben oké en jij ook (rechtsboven).
- Ik ben oké en jij niet (rechtsonder).
- Ik ben niet oké en jij ook niet (linksonder).
- Ik ben niet oké en jij wel (linksboven) .
De werkelijkheid is veel complexer dan een model, toch is in dit model veel houvast te vinden
Afgelopen week zag ik dit model weer langskomen. In deze versie stonden er woorden bij en die triggerde me op een heel ander niveau, namelijk als een te verklaren dynamiek die in mijn optiek een ongezond functionerend deel van de GGZ representeert:

Bron: www.kernbewustzijn.nu
Zodra we psychiatrisch patiënt worden en aankloppen bij de GGZ, zitten cliënten dan in het vakje linksboven? En is het dan bijna automatisch dat de hulpverlener op de cliënt aansluit door in het hokje rechtsonder te stappen?
Dus de hulpverlener verlaat het gezonde hokje rechtsboven (de mens die oké is en de ander oké vindt) en stapt met professionele afstand in het hokje: Ik ben oké (als hulpverlener) en jij niet (want jij bent patiënt met een probleem).
Zowel de hulpverlener als de cliënt schijnen in hun onderlinge contact het hokje +/+ te hebben verlaten
Wanneer de hulpverlener de cliënt bejegent vanuit de gedachte: jij bent niet oké, dan ontstaat er in een glijdende schaal een destructieve dynamiek, getuige de woorden in dit hokje: ‘wantrouwen’ en ‘agressie’. Op subtiel niveau is wantrouwen te merken aan de vele protocollen. In het uiterste geval is de destructieve dynamiek te zien in het hanteren van dwangmedicatie, dwangbehandeling, etcetera. De reactie hierop kan ook agressie oproepen bij de cliënt, waardoor het nog lastiger is te ontdekken waar het ongezonde gedrag begint, laat staan waar het eindigt.
In mijn gedachten kwam dit schema als een draaimolen in beweging. De mens die hulpverlener is, maakt een stap van +/+ naar +/-. De mens die automatisch patiënt wordt zodra deze in contact komt met een hulpverlener begint in -/+. Als er in de relatie een gebrek aan vertrouwen ontstaat richting de hulpverlener, verschuift de cliënt naar het hokje -/-. Ik ben niet oké en de ander (in dit geval de hulpverlener) ook niet.
‘Hopeloos’ is het woord dat binnen dit nieuwe -/- hokje staat vermeld
Als tegenreactie kan de cliënt in hetzelfde hokje van de hulpverlener gaan staan. Beiden vinden zichzelf dan oké en de ander niet. Met alle gevolgen van dien. Vertrouwen – de basis voor goede behandelresultaten – is dan ver te zoeken.
Een andere tegenreactie kan zijn dat de hulpverlener ook in het hokje -/- komt te staan. Dan is er geen kracht meer, maar onmacht. “Ik merk dat ik je niet kan helpen en ik voel me daar schuldig over,” zou dan een onbewuste gedachte kunnen zijn vanuit de hulpverlener bezien.
Wat een ellende allemaal wanneer GGZ-hulpverleners en cliënten onbewust met elkaar in zo’n dynamiek terecht komen!
Mijn gedachten die ik hier bij krijg: “Geen wonder dat de GGZ verandert in een geldverslindend monster waar in toenemende mate zowel hulpverleners als cliënten liever niet vertoeven. Het wordt een systeem met steeds meer ontzieling. Door meer rationeel handelen en het meetbaar willen maken, raakt dit geheel losgekoppeld van zichzelf.”
Mijn verklaring: De samenleving is in toenemende mate een disfunctionerend gefragmenteerd systeem en brengt in toenemende mate disfunctionerende gefragmenteerde mensen voort. Daarmee bedoel ik te zeggen: Niet goed meer in verbinding met zichzelf en daarmee ook niet met de ander. We verliezen grip op de belangrijke gezonde verbindende relaties die we met elkaar horen te hebben. De GGZ lost dat grote hiaat niet voor ons op.
In meer of minder mate zijn we allemaal wat los geraakt van onszelf. Een deel van ons gaat werken in een subsysteem van de samenleving, namelijk de GGZ. Daar proberen hulpverleners de mensen met nog meer kwetsbaarheden te redden die als eerste slachtoffer zijn geworden van de huidige samenleving.
Alleen, hoe kan een hulpverlener iemand uit een ongezond systeem halen als de hulpverlener zelf ook in een ongezond systeem zit?
Een voorbeeld: Alle professionele GGZ-zorg begint namelijk met een diagnosestelling: Een structuur dat vaststelt wat er niet oké aan je is. Op die manier komt het systeem van vergoedingen op gang. Wat een impact heeft dit systeem dus op de wijze waarop we met elkaar omgaan en zorg verlenen of zorg krijgen! Want – met het TA-schema erbij – de cliënt wordt meteen in de min gezet, aan de linkerkant van het schema. Jij bent niet oké, want jij hebt een stoornis.
Dat is niet oké!
Meer wenselijk: een GGZ dat preventief acties uitvoert om een oké situatie oké te krijgen of te houden. Helaas is het huidige systeem sporadisch zo ingericht. Mensen die voor het eerst verward raken en ‘nog niet in zorg zijn’ krijgen tegenwoordig pas zorg als ze de ander of zichzelf iets willen aandoen. Dat is de fase van preventie al veel te ver voorbij.
Een GGZ gebaseerd op het meer oké krijgen van wat al oké is, dat is wel heel oké!
Gelukkig is er ook dat hokje rechtsboven van twee keer ‘wél oké’. As we dat nou als start nemen? En we zorgen dat we in dit hokje blijven? Door elkaar te zien als gelijkwaardig, van mens-tot-mens? En we spreken elkaar aan op elkaars zichtbare gezonde gedrag en de rollen die we op een gezonde manier kunnen vervullen? Ook als iemand heel ziek gedrag vertoont door alle eerder opgelopen schade door niet-oké situaties?
Oei. Dat vraagt om een hoop liefdevolle verdraagzaamheid, compassie, geduld en medeleven. Door eigen en andermans negatieve gedrag heen kijken en de ander blijven zien als oké persoon? Dat is een enorme uitdaging.
Het vraagt ook om uitnodigend hulpverlenen
Kom je bij mij op gezonde grond staan? Hoe kan ik je vertrouwen winnen, dat je een stap zet in de goede richting? Als hulpverlener waardering tonen en uitspreken in de verwachting dat er vroeg of laat door de ander ook een gevoel van herwaarding komt. Dit soort interventies komen voort uit het kwadrant waar ik en jij oké zijn.
Deze dynamiek is in het klein overal te ontdekken. Tegelijkertijd zie ik dit als de opdracht in het groot voor de hele mensheid. Net zo lang scripts uitwisselen tot de laatste niet-oké vibes zijn verdwenen, waardoor we als één geïntegreerd collectief ‘oké zijn met onszelf en met elkaar’. Met dit uiterste ideaalbeeld ben ik semi-optimistisch en ben ik positief gestemd. Het is niet óf we dit ooit bereiken, maar wanneer.
Ik vind het oké dat we nog niet oké zijn met elkaar
Ik vind het oké dat we daar nog lang niet zijn en dat dit wellicht nog honderden jaren gaat duren. En ik vind het oké dat ik met mijn oké-gevoel mijn steentje hieraan bijdraag.