Het is half zes. Mijn moeder zet ons voor het raam. We staan op stoelen, anders komen we er niet bij. ‘Kijk maar’, zegt ze, ‘kijk maar of je vader komt’. We drukken onze neusjes plat tegen het raam. Hij komt niet. Na een tijdje beginnen we de rode auto’s te tellen. Dat zijn er veel. Dan de blauwe. Dat zijn er ook veel. Het valt niet mee om zo lang op een stoel te staan.
We worden gered door het gerinkel van de keukenwekker. We mogen aan tafel. Mijn moeder huilt. ’Van het uien snijden’, zegt ze. We eten.
Rond acht uur komt mijn vader thuis. Hij is dronken. Wij moeten meteen naar bed. Het spektakel kan beginnen. Mijn moeder krijst. Mijn vader bromt wat terug. Mijn zusjes kruipen als bange vogeltjes bij mij in bed. Ze trillen van angst. Ik kan het niet langer aanzien en voer een toneeltje op. Ik imiteer de stemmen van mijn ouders en trek gekke bekken. Mijn zusjes lachen. Ze worden rustiger. Eentje valt in slaap. Om hen te ontzien, verstop ik mijn wanhoop achter een lachend gezicht. Wat ik voel, doet er niet toe.
Het meisje was een clown
ze speelde liefde
voor een kleiner clowntje
(…)
Laat ze vannacht
in een verre hoek van de tent
in elkaars armen slapen
waar geen dompteur ze vindt.
– Ankie Peypers
Uit: Op even dagen even leven
Ik word moe, mijn ouders niet. Zij worden dit nooit moe. Ik sluip naar beneden en gooi de keukendeur open. Verrassing! Mijn moeder verstijft en plooit haar gezicht in een grimas: ‘Hé! Wat kom je doen? Moet je plassen?’ Mijn vader zwijgt. Ja, ik moet plassen. Ik moet altijd plassen. Mijn ouders doen alsof er geen vuiltje aan de lucht is. ‘Je mag nooit ruzie maken waar de kinderen bij zijn.’ Zij nemen dat heel letterlijk.
Onmacht, angst en woede verstoppen achter een lachend gezicht is voor mij een gewoonte geworden
De clown uithangen is mijn tweede natuur. Humor houdt me op de been. Hoe moeilijker iets is, hoe uitbundiger ik word. Vaak is het cynische, zwarte humor, waarbij ik mezelf niet spaar. Ik maak mezelf met de grond gelijk. Iedereen moet lachen.
Ik zeg tegen de psychiater dat ik depressief ben, maar breng dit niet geloofwaardig genoeg over. ‘Je ziet er niet depressief uit’, zegt hij. ‘Nee, joh! Ik wil alleen maar dood, haha!’ Hij vindt het niet grappig, maar ik kan hem er niet van overtuigen dat het helemaal niet goed met mij gaat. Waarschijnlijk is mijn outfit ook niet goed gekozen. Als je depressief bent, moet je geen kleurrijke kleding dragen en al helemaal geen hoge hakken.
Vrouwen met hoge hakken staan niet op de rails
En wat dan?
Op een dag zal ik weg zijn en
wat dan? Verdwenen zonder een
teken te geven of te nemen en
het puin dat ik achterlaat is
niet langer lachwekkend.
…
Jotie T’Hooft
Uit: Schreeuwlandschap

Mijn huisarts verwijst me op mijn verzoek naar een andere instelling. Daar is een wachtlijst. Ondertussen mag ik de psychiater mailen als ik een recept nodig heb. En als het niet goed met me gaat, moet ik ‘aan de bel trekken’. Ik zie mijzelf in gedachten aan het touw van de kerkklokken bungelen. Maar nee, want wie moet de psychiaters dan vermaken? Ik trek een bloemetjesjurk aan en huppel naar de volgende.
Een vrouw van mijn leeftijd dit keer. Ik vertel haar over mijn depressies en dat zelfmoord tot voor kort onafwendbaar leek. Ze vraagt hoe ik het voor elkaar heb gekregen om mezelf hier doorheen te slepen. ‘Mijn kinderen’, zeg ik. ‘En verder …?’ Ik weet het niet. ‘Mijn humor misschien? Ik kan er altijd nog een wrange grap over maken.’ ‘Humor? En zelfspot? Is dat voor jou een overlevingsmechanisme?’, vraagt ze.
Eigenlijk wel, ja. Mijn humor en zelfspot zijn mijn redding. Ze houden mij op de been. Ik kan altijd nog een heel klein beetje afstand van mijn situatie nemen
Mijn leven is per slot van rekening niet meer dan een slecht geregisseerde komedie. En als hoofdrolspeler bak ik er ook niets van. Té gek voor woorden. Tegelijkertijd zijn mijn humor en zelfspot mijn grootste valkuil. Door anderen wordt mijn zwarte humor vaak als negatief en sarcastisch ervaren. En door mijn cynisme kan ik anderen heel erg kwetsen, ook al heb ik dat niet zo bedoeld. Bovendien maakt mijn zelfspot het voor mij onmogelijk om dicht bij mijn gevoelens te komen. Wat ik voel, doet er nog steeds niet toe, zolang ik maar blijf lachen.
Geef een antwoord