In mijn hoofd werd het windkracht twintig. En alles waaide weg. De grond verloor ik onder mijn voeten en mijn leven waaide om.
Toen was de wind gaan liggen. En zat ik opgesloten, vast. Mijn gedachten groeiden tot aan de hemel. Mijn pijn wortelde tot in de hel.
Ergens ertussen, dacht ik dat ik vermoord zou worden en dat ik overleden was. Iemand deed de deur open en overtuigde me dat ik leefde. Ik kon het niet geloven. We aten samen een boterham en dat was genoeg. Gelukkig kon ik nog tekenen en ik tekende eerlijke bomen, zodra de deur weer dicht was.
Nu kijk ik naar buiten en ben ik vrij om te gaan waar ik maar wil. Ik sta niet meer als een boom vast in de grond.
Inmiddels ben ik geworteld en heb ik mijn plek gevonden, hoe vaak ik ook ben omgevallen

Vol verwondering zag ik vorige week hoe verschillende bomen in de storm zijn omgewaaid. Waren ze ziek, oud, of niet goed geworteld? Stonden ze niet in goede grond? Of waren ze het contact kwijt met het grondwater? In ieder geval was de wind te sterk geweest.
Verwarde personen zijn als omgewaaide bomen. Ineens gaat het mis en is er paniek en kan het voor hen die toevallig in de buurt staan angstig en zelfs even gevaarlijk zijn.
In de war zijn, is ontworteld zijn en in je val neem je van alles mee
Hoe maak je daar beleid op? Is het te voorkomen dat bomen omvallen?
Aan de rand van de samenleving, waar mensen alleen komen te staan als ze niet een volwaardige plek in de maatschappij hebben, daar waait het altijd harder. In het bos is er luwte en beschutting.
Staan we vast of durven we zelf een stap te zetten zodat iemand die er alleen voor staat en veel wind vangt luwte mag ervaren?
Dat het soms hard waait kunnen we niet veranderen. Wél hoe we ten opzichte van elkaar gaan en staan. We kunnen steun bieden door nabij te zijn en allereerst ervoor te zorgen zelf stevig te staan.
Vervolgens, hoe maak jíj de goede beweging naar anderen?
Geef een antwoord