Hoofstuk 5
In een rustige hotellobby ontmoet een moeder (Miriam) de laatste behandelaar van haar zoon, een confrontatie die veel herinneringen en emoties oproepen. Tussen de groene muren ontvouwt zich een verhaal over de zoektocht naar duidelijkheid, verlies en de psychiatrie.
Lees eerdere hoofdstukken van Miriam hier!
De lobby
Een nieuwe afspraak moest plaatsvinden op een onbekende locatie, een plek waar geen herinneringen lagen en waar ze echt nog nooit binnen was geweest. Als ze door haar oude buurt over straat zou lopen, zou het kunnen gebeuren dat ze ineens haar zoon zag lopen en het gevoel dat dat had opgeroepen was zo verlammend geweest dat ze dat niet kon riskeren. Het had dagen geduurd om haar hartslag weer rustig te krijgen en een normaal gesprek te kunnen voeren.
Eens was ze uit de supermarkt gekomen en zag ze hem aan de overkant van de winkelstraat. Hij schuifelde. Het was aan het eind van een gure winterdag, de bruine drab van de smeltende sneeuw op de stoep. De geel-roze straatverlichting zojuist aangefloept. Ze zag zijn blote voeten, twee badslippers, zijn korte broek, zijn T-shirt, mensen stapten van de stoep af om hem heen en de stoep weer op. Een oude man keek om. Ze verstijfde voor de winkeluitgang en kreeg een duw van een moeder met een kind in een wagentje achter haar, die snauwde dat ze in de weg stond.
De laatste behandelaar die haar zoon had gezien
Deze keer kwam het voorstel van de psychiater om te praten met de laatste behandelaar die haar zoon had gezien. Zij was de psychiater van de forensische dienst van de gevangenis. Hij kende haar, zij was een collega geweest, hij zou haar vragen en hij zou bij het gesprek aanwezig zijn.
“Wat vond ze ervan?”
Ze wist geen antwoord, ze wist niet wat ze ervan moest vinden, ze koos ervoor om niets te voelen. Flink zijn, sprak ze zichzelf toe. Je moet dit kunnen en hij is erbij.
“Lijkt me een goed idee”, antwoordde ze.
Verlammende vermoeidheid de baas blijven
De lobby van een grote hotelketen in de buurt van hun werk leek haar een prima omgeving voor de ontmoeting. Hij moest van zijn werk bij de crisisdienst komen fietsen, de vrouwelijke psychiater kwam van een kliniek praktisch om de hoek en zelf was ze de dag ervoor uit Harlingen gekomen en had een nacht in een hotel in de buurt geboekt om zich te kunnen voorbereiden. Dat voorbereiden bestond uit de verlammende vermoeidheid de baas te blijven en zichzelf vooral veel moed in te spreken. De televisie had een enorm aanbod van kookprogramma’s en het ligbad was ruim. Je kon er makkelijk met zijn tweeën in. Ze geloofde dat ze ervan genoot.
De grote groene achterwand in de lobby viel haar meteen op. Om zichzelf te dwingen te focussen en haar zenuwen onder controle te houden, glimlachte ze naar de jongeman met goudkleurig speldje met naam van de hotelketen op zijn revers.
De groene muur
“Wat een bijzonder originele groene muur”, zei ze, ondertussen opmerkend dat er verder nog niemand anders in de lobby zat te wachten.
“Moeten jullie die planten water geven?”
De jongeman was van een relaxte soort, hij lachte naar haar en begon trots te vertellen over het sproeisysteem dat achter de wand verborgen was.
Haar stemming zakte, haar ogen zochten een tafeltje met drie uitnodigende stoelen, terwijl ze hem aanmoedigde te blijven vertellen over zijn werk. Hij nam de onderbreking van een saaie middag professioneel op zich. Zijn zachtaardige uitstraling en zijn stem hielpen om bij de les te blijven. Ze bestelde een latte en legde haar jas op een geel beklede fauteuil en vroeg naar de toiletten.
De onvoorspelbaarheid
Hij had een drukke dag gehad, altijd nieuwsgierig naar zijn ontmoetingen met vaak moeilijke cliënten, gesprekken met collega’s en gebeurtenissen waarbij zijn hulp werd ingeroepen. Hij hield van de onvoorspelbaarheid van zijn werk en zette zich met hart en ziel in. Als er een doorbraak kwam, werd het vaak spannend. Hij memoreerde tevreden hoe hij de uitdagingen van deze dag was aangegaan. Deze hotellobby was hem onbekend. Het was van een nieuwe hotelketen op de plek van een vroeger kinderziekenhuis. Hij had zijn vroegere collega weten te interesseren om haar medewerking te verlenen.
Ze zette zich schrap. Ze had de moeder eerder ontmoet.
“De moeder heeft een ontmoetingsplek voorgesteld,” zei hij. “Voor mij geen probleem. Hoe is dat voor jou?”
Hij dacht haar goed genoeg te kennen en zij had zijn uitnodiging niet kunnen afslaan. Ook kon zij het wel als een uitdaging zien deze moeder nu te ontmoeten vanuit het perspectief dat ze hem daar eveneens een collegiale dienst mee bewees. Ze zette zich schrap. Ze had de moeder eerder ontmoet. Het was geen succes geweest, toen. Aan de andere kant was haar nieuwsgierigheid gewekt en zag ze hem ook weer eens. Bovendien konden ze er later samen nog eens over napraten.
Ze was verlaat
Toen ze uit de toiletten kwam zag ze hem binnenkomen door de glazen draaideuren. Joviaal, jongensachtig liep hij op haar toe, terwijl ook zij glimlachte, blij hem te zien. Ze begon enthousiast te vertellen over de plantenwand, terwijl ze naar het zitje in de hoek liepen en toen dat klaar was, kon ze geen ander onderwerp van gesprek verzinnen dan hoe dit gebouw een kinderziekenhuis was geweest waar haar amandelen waren gepeld en ze als kind vijf dagen op een zaal had gelegen.
Ze was toen al elf, met allemaal kleine kinderen die huilden om hun mama, en zij deed dat zelf dus niet. Huilen. Hoe de ouders werd gevraagd sinaasappelen mee te nemen. De pijn bij het slikken als iedere middag partjes gepelde sinaasappel werden rondgedeeld. Haar herinneringen gingen los. Hoe ze ’s nachts uit een glas een beetje water mocht drinken met een rietje omdat ze een nachtmerrie had gehad. Ze had geschreeuwd, zei de nachtzuster.
De collega liet nog steeds op zich wachten. Hij stuurde haar een smsje:
“Ze was helaas verlaat; ze kwam eraan.”
Haar verhaal over het amandelen pellen werd vervolgd om de tijd te doden. Intussen was zijn vroegere collega er nog steeds niet. Ze zag dat hij lichtelijk ongedurig werd. Hij stond op en liep van haar weg om te bellen.
“Ze komt eraan, ineens een spoedgeval…”
De ontmoeting
Na een lange, nog eens twintig minuten, kwam een dunne vrouw van een jaar of vijftig, hoge laarzen, zwart kort rokje, blazertje, blond opgestoken piekerig haar, koffertje aan de hand, de hotellobby binnenwandelen. Ze begroette hem amicaal, draaide zich om en boog zich met uitgestoken hand naar haar toe.
“Zo, wat goed van u dat u hier bent gekomen.”
Je probeert de situatie naar je hand te zetten, dacht ze, en schudde haar stevig de hand.
“Ik moet u bedanken dat u tijd heeft kunnen vrijmaken om mij te ontmoeten.”
“Oh, maar wij hebben elkaar eerder gesproken.”
“Hoezo,” dacht ze. “Waar dan en wanneer?”
Ze viel stil en staarde strak naar de plantenwand. Hoe het licht op de donkergroene bladeren viel en hoe mooi de vormen van het blad door elkaar vlochten.
“Ik heb u ontmoet een paar weken na de dood van uw zoon, u had toen een gesprek aangevraagd.”
Afstandelijkheid en intense emotionele kilte
De herinnering sijpelde binnen. Er was een ontmoeting geweest. Inderdaad. Ze had gevraagd om een één-op-één gesprek en ze had twee vrienden van haar zoon meegevraagd. Zij was zelf op tijd geweest maar de twee jongens hadden het adres niet op tijd kunnen vinden, zodat ze een half uur alleen had zitten wachten. Niemand had haar aangesproken. Ze was door een mevrouw bij de receptie naar een wachtruimte verwezen.
Deze collega bleek dus degene te zijn die haar alleen had laten zitten, terwijl ze wachtte op de jongens. Toen zij er eindelijk waren, had ze als psychiater nog maar een twintig minuten gesprekstijd gehad want het was al laat, nietwaar? En haar werkdag zat erop.
Ze kon zich het lamgeslagen gevoel goed herinneren. Van de woorden die uitgesproken waren: niets, helemaal niets. Ze had zich nadien schuldig gevoeld dat ze, zelfs nu de mogelijkheid zich presenteerde, niet door de muur kon heen breken van afstandelijkheid en intense emotionele kilte. Ze had gehoopt dat ze nu geen bedreiging meer was, nu haar zoon dood was, er heel misschien wat begrip te vinden was.
Hoe was hij die laatste weken?
Deze mevrouw was ze dus, dacht ze, en keek naar de grond.
“Ach, ik weet het niet meer, sorry.”
“Zullen we gaan zitten?”
De lobby bleef leeg en dat bleef zo. Er werd een bestelling gedaan bij die aardige jongen van daarnet. De collega en hij zaten gezellig te keuvelen, over wat hij nu deed en wat zij nu deed. Ze zat erbij en keek naar buiten waar de straatverlichting aanging en door de vitrage voor de hoge ramen zacht gefilterd werd.
“Wat wilde je haar vragen?” vroeg hij.
Ze schrok. Dit had ze vele malen geoefend. Ze draaide zich naar haar toe en keek haar aan.
“Kun je iets vertellen over mijn zoon? Hoe hij was die laatste weken in de gevangenis?”
Er volgde ontslag. Hij kon naar huis.
Ze deed haar uiterste best haar emoties veilig en zacht te houden. De ontzetting over zijn vrijlating zonder dat er nazorg was geregeld mocht haar niet overvallen. Ze had haar zoon weken niet gezien nadat ze met haar man die zomer op vakantie was gegaan.
Een week na haar vertrek was hij psychotisch van straat geplukt. Zes weken in de gevangenis op de forensische afdeling had hij gewacht op een psychologisch-psychiatrisch rapport. Dat was de tijd die daarvoor te boek stond. Na zes weken werd door de rechter nog vier weken tijd gegund aan de Forensische Psychiatrische Dienst omdat ze het rapport nog niet af hadden. Na die vier weken was er nog steeds geen rapport en was er geen juridische reden meer om hem in detentie te houden. Er volgde ontslag. Hij kon naar huis. Hij werd op straat gezet. Een vrij man. Terugverwezen naar zijn vaste behandelaar bij de GGZ. Het rapport was er nooit gekomen. Maar de collega had wel een briefje geschreven voor de rechter. Zij had geen psychiatrisch ziektebeeld geconstateerd. Over de verslaving werd niet gerept. Daar waren ze niet voor.
“Ik ga voor de grote kick,”
Een week voordat hij vrij kwam, was ze teruggekomen van vakantie en had hem direct bezocht. Hij was mager, vertelde dat hij oké was en dat hij gitaar had gespeeld, soms met een paar andere jongens. De begeleiders in de gevangenis hadden het goed gevonden. Maar de psychiater had hem verteld, nét die ochtend, dat hij zich goed moest realiseren dat hij nooit meer beter zou worden, altijd in psychiatrische zorg zou blijven en trouw medicatie moest blijven gebruiken. Zijn hele leven lang.
“Ik ga voor de grote kick,” ze hoorde het hem zeggen, terwijl hij grijnsde zoals ze hem liefhad.

Zelfportret van Miriam
Een moeder (Miriam) ontmoet een aantal jaren na de dood van haar zoon de psychiater die een korte periode de behandelaar van haar zoon was. Hun gedeelde verdriet over het verlies verbindt hun bij hun zoektocht naar de waarheid. De vriendschap werkt helend voor beiden. Met ups en downs.
Meer lezen van Miriam?
Meer lezen over Verlies en de Psychiatrie?
- Omgaan met rouw en verlies na een psychose
- Hoe verwerk ik rouw? | eSpreekuur
- Zorgprogramma Trauma & Verlies – UMC Utrecht – Ondersteuning bij Trauma & verlies
- Steunpunt Verlies – Hulp en advies bij rouw en verlies
Heb je een vraag?
Onze experts beantwoorden jouw vraag in het online Spreekuur van PsychoseNet. Gratis en anoniem.
Ken je de hoofdstukken van PsychoseNet al?
De professionals van PsychoseNet schreven deze hoofdstukken met betrouwbare, hoopgevende informatie.
Geef een reactie