Tot omstreeks 1990 heerste het beeld dat psychologische behandelingen voor mensen met psychose en ‘schizofrenie’ grotendeels ineffectief en soms zelfs schadelijk zijn. Inmiddels is alom bekend dat psychosociale behandelingen zoals cognitieve gedragstherapie (CGT) en interpersoonlijke therapie (IPT) wel degelijk effectief en zinvol kunnen zijn bij psychose.
Een duidelijk verschil in effectiviteit tussen bijvoorbeeld CGT en IPT wordt echter nauwelijks gevonden. Uit de meeste studies blijkt dat ze min of meer even effectief zijn, en dat ‘een behandeling’ (welke dan ook) in de regel beter resultaat oplevert dan helemaal geen behandeling.
Wat maakt nou dat een behandeling als helpend of juist als schadelijk wordt ervaren?
Ligt dat aan therapie-specifieke factoren zoals de achterliggende theorie en het behandelprotocol, of hangt het van meer algemene factoren af zoals de relatie tussen hulpverlener en cliënt?
Ja, stellen Goldsmith, Lewis, Dunn en Bentall in hun onlangs gepubliceerde artikel ‘Psychological treatments for early psychosis can be beneficial or harmful, depending on the therapeutic alliance: an instrumental variable analysis.’
(NL ‘Psychologische behandelingen voor vroege psychose kunnen helpend of schadend zijn, afhankelijk van de therapeutische relatie: een instrumentele variabele analyse’).
In dit artikel wordt voor het eerst wetenschappelijk bewijs geleverd dat therapeutische alliantie, ook wel therapeutische relatie of relatie tussen hulpverlener en cliënt genoemd, een causaal effect heeft op de behandeluitkomst van een psychologische behandeling.
Een goede therapeutische relatie leidt tot verbetering, een slechte mogelijk tot schade
In de afgelopen decennia is vaak gesuggereerd dat de aard en kwaliteit van de relatie tussen hulpverlener en cliënt voor een deel het effect van de therapie bepaald. Dat dit ook inderdaad zo is, tonen Goldsmith en collega’s nu voor het eerst aan.
De resultaten van hun onderzoek onder 308 patiënten in een acute eerste of tweede psychotische episode heeft tot drie belangrijke conclusies geleidt:
1. Een goede therapeutische relatie leidt tot verbetering
2. Een slechte therapeutische relatie heeft een direct schadelijk effect op de cliënt
3. De therapeutische relatie verbeteren leidt tot een betere uitkomst
De conclusies van Goldsmith en collega’s lijken misschien erg voor de hand liggend. Het is toch niet meer dan logisch dat een goede of slechte band met je therapeut invloed heeft op het verloop van je behandeling? Is daar nou een wetenschappelijke publicatie voor nodig?
Ja zeker, een publicatie als deze is erg belangrijk. Niet alleen omdat het belang van een goede behandelrelatie nog eens wordt benadrukt, maar vooral ook omdat er direct bewijs wordt geleverd voor het schadelijke effect van een slechte relatie tussen hulpverlener en cliënt.
Investeren in goed contact en een persoonlijke benadering is essentieel
Hierin zit de belangrijke boodschap voor hulpverleners en zorginstellingen dat investeren in goed contact en een persoonlijke benadering van de cliënt essentieel is om iemand echt te kunnen helpen.
En, zoals Goldsmith en collega’s concluderen, dat een behandeling waarbij sprake is van een slechte relatie tussen hulpverlener(s) en cliënt tijdig gestaakt dient te worden om schade te beperken.
Een samenvatting van het Engelstalige artikel vind je hier. Het is onlangs gepubliceerd in het vooraanstaande internationale tijdschrift ‘Psychological Medicine’.
Geef een antwoord